Het overgrote deel van Nederland is ontworpen. Er zijn tuin- en landschapsarchitecten aan het werk geweest die tekeningen maakten, overleggen voerden en pleidooien hielden. Dat resulteerde in projecten op uiteenlopende schaalniveaus. Van de Zuiderzeepolders tot de Kop van Zuid, van ruilverkavelingen in agrarisch Nederland tot de renovatie van Landgoed Twickel, van de buitenruimte van Schiphol tot Utrecht Leidsche Rijn. Maar waar bewaren we al dat materiaal en hoe houden we het toegankelijk?
Tot dusver is het archiveren van tuin- en landschapsarchitectuur niet als publieke taak benoemd en ontbreekt het aan een duidelijk adres waar de archieven kunnen worden bewaard. Daardoor gaat veel materiaal verloren of is het ontoegankelijk. Terwijl goede archivering helpt om recht te doen aan de rijkdom van het huidige ontworpen landschap, om kennis vast te houden en inwoners bij veranderingen te betrekken.
En de veranderingsmachine draait op volle toeren: er moeten honderdduizend huizen worden gebouwd; op vele plekken zullen windturbines en zonne-installaties landen; in de stad en op het land is er de waterproblematiek en de landbouw vraagt om een ingrijpende transitie. Om dat op een slimme manier te doen, met respect voor het verleden, is de kennis die in archieven besloten ligt onontbeerlijk.
Het rapport is te lezen als een hartenkreet van de beroepsgroep en de kringen daaromheen, waaronder die van onderwijs en onderzoek. Terwijl de waarde van het (ontworpen) landschap breed wordt onderschreven, en te pas en te onpas wordt opgevoerd als argument in discussies over de ruimtelijke transities waar het land mee te maken heeft, blijft de discipline voor velen onzichtbaar. Dat gebrek aan herkenning speelt een cruciale rol in de publieke perceptie, zowel wat betreft tuin- en landschapsarchitectuur zelf als voor de betekenis van de gearchiveerde nalatenschap.