Geen thuis voor archiefmateriaal tuin- en landschapsarchitectuur
In tegenstelling tot architectuur en stedenbouw, is er voor de tuin- en landschapsarchitectuur geen eenduidig ‘thuis’ voor archieven: het materiaal is gefragmenteerd ondergebracht bij diverse archiefhoudende instellingen. Er zijn verschillende organisaties die op onderdelen een belangrijke rol vervullen, zoals het Nationaal Archief, Het Nieuwe Instituut, WUR Speciale Collecties, regionale archieven en stadsarchieven, publieke organisaties als Staatsbosbeheer en de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed en natuurlijk de ontwerpbureaus zelf. Maar uit de hoeveelheid zwervende en vernietigde archieven blijkt dat de huidige mogelijkheden beperkt zijn en dat een integrale verzamelvisie ontbreekt.
Het College van Rijksadviseurs heeft in 2018, na een gesprek met Het Nieuwe Instituut, de situatie rond archieven in de tuin en landschapsarchitectuur geagendeerd bij de Minister van OCW. Dit was noodzakelijk omdat het beheer en de ontsluiting van de archieven van en voor landschapsarchitectuur niet adequaat georganiseerd zijn. Door reorganisatie van instituten en de dynamische ontwikkeling van ontwerpbureaus dreigen archieven te verdwijnen.
Het ministerie van OCW heeft Het Nieuwe Instituut gevraagd om een verkenning naar een mogelijk verzamelbeleid voor tuin- en landschapsarchitectuurarchieven uit te voeren. Als beheerder van de Rijkscollectie Nederlandse architectuur en stedenbouw, beschikt Het Nieuwe Instituut over veel kennis en ervaring rond het verzamelen, beheren en ontsluiten van architecten-, stedenbouwkundige- en ontwerpersarchieven. In de collectie van Het Nieuwe Instituut bevinden zich ook archivalia en archieven met tuin- en landschapsontwerpen. Het Nieuwe Instituut en zijn voorgangers hebben altijd verzameld vanuit een architectonisch en stedenbouwkundige perspectief. Dit betekent dat de positie en de ontwerpvisies van tuin- en landschapsarchitecten niet als een autonome discipline worden verzameld, maar altijd als een component van het regionale, stedenbouwkundige en architectonische ontwerpterrein.
Zo verzamelde Het Nieuwe Instituut ontwerpen voor grote stadsparken of openbare stadstuinen als onderdeel van stedenbouwkundige ontwerpen (bijvoorbeeld de archieven van Alle Hosper en van Michael van Gessel), en regionale en stedenbouwkundige ontwerpen voor steden, grote stadsparken en openbare ruimtes met een sterke landschappelijke component (bijvoorbeeld het archief van Cornelis van Eesteren en Frits Palmboom). Dit perspectief op tuin- en landschapsarchitectuur levert wellicht een beeld op van de wisselwerking en samenwerking tussen architectuur, stedenbouw en landschap door de tijd heen, maar het betekent ook dat specifieke kennisontwikkeling in het vakgebied zoals botanische kennis, landinrichting, landbouw, geografie, cultuurtechniek en ecologie in dit verzamelbeleid grotendeels buiten schot zijn gebleven. Los van de vraag wie gediend is bij deze scheiding van kennisgebieden hangt de toekomst van een integraal beleid met betrekking tot het bewaren van tuin- en landschapsontwerpen, ook samen met de grotere en actuele vraagstukken zoals het post-antropoceen en hoe huidige en toekomstige betrokkenen bij het landschap de relatie tussen mens, natuur en omgeving aan de orde stellen.
Het onderzoek dat nu wordt uitgevoerd betreft niet alleen archieven van tuin- en landschapsarchitecten, maar kijkt ook naar andere archiefvormers die betrokken zijn bij de totstandkoming, inrichting en vormgeving van het landschap, zoals bijvoorbeeld waterschappen en natuurorganisaties. Van belang is om zicht te krijgen op dit brede veld van relevante actoren en te kijken welke structuur van archiefbewaarplaatsen daar bij zou kunnen horen.